De Eerste Kamer heeft op dinsdag 16 april het wetsvoorstel verworpen dat beoogde het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024 met een extra 1,2 procent te verhogen.

Achtergrond en debat

In aanloop naar de stemming was het al duidelijk dat de politieke partij BBB tegen het wetsvoorstel zou stemmen, waardoor een meerderheid voor het voorstel in de Eerste Kamer onzeker was. Na een debat met minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Rij van Financiën, stemden verschillende fracties tegen het wetsvoorstel, waaronder BBB, VVD, CDA, JA21, SGP en FVD. De fracties van onder andere GroenLinks-PvdA, D66, PVV, SP, PvdD, ChristenUnie, Volt, 50PLUS en OPNL stemden vóór het wetsvoorstel.

Doel van het wetsvoorstel en gevolgenHet wetsvoorstel beoogde het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024, naast de reguliere halfjaarlijkse verhoging, met 1,2 procent extra te verhogen. Deze verhoging vloeide voort uit het amendement Van der Lee c.s., dat eerder was aangenomen in de Tweede Kamer en gericht was op middelen voor een verhoging van het minimumloon en de kinderopvangtoeslag. Het hogere minimumloon zou ook van invloed zijn op uitkeringen zoals de bijstand, AOW en UWV-uitkeringen.

Uitkomst en gevolgen
De extra verhoging met 1,2 procent per 1 juli 2024 gaat nu niet door. Desalniettemin zal de reguliere indexering van het minimumloon doorgaan, wat betekent dat het minimumloon met ingang van 1 juli 2024 regulier geïndexeerd zal worden op basis van de groei van de cao-lonen. Deze indexering resulteert in een stijging van 3,09 procent, wat neerkomt op een minimumloon van 13,68 euro per uur bruto.

Moties en verdere ontwikkelingen
Er zijn twee moties ingediend. De motie-Heijnen c.s., die werd aangenomen, verzoekt de regering om belastingverhogingen die bedoeld waren om het wetsvoorstel te dekken terug te draaien of niet in te voeren. De motie-Vos c.s. overwoog een voorstel in te dienen om geld vrij te maken voor verbetering van de koopkracht van sociale minima.

Reacties en toekomstige stappen
Tijdens het debat bleek dat de Eerste Kamer verdeeld was over het wetsvoorstel. Voorstanders benadrukten de noodzaak van een verhoging van het minimumloon om armoede onder werkende mensen en huishoudens te verminderen en het belang van een eerlijke beloning voor werk. Tegenstanders waren bezorgd over hogere kosten voor het bedrijfsleven en de koppeling tussen het minimumloon en de AOW.

Met het verworpen wetsvoorstel zal het demissionaire kabinet voor 2024 geen aanvullende maatregelen treffen. Er zal in augustus worden gekeken naar het koopkrachtmodel voor mogelijke maatregelen in 2025. Staatssecretaris Van Rij heeft toegezegd om met alternatieve dekking te komen voor het amendement Van der Lee en andere amendementen.